Het zal niemand verbazen, dat mijn schoolvertrek door mij toentertijd als een ware
verademing, als een bevrijding van een knellend juk werd ervaren.
Vanwege bovenstaande zou nu vermoed kunnen worden, dat door mij met afgrijzen wordt
teruggedacht aan mijn HBS-tijd. Wel, niets is minder waar. Weliswaar werd een (te)
groot gedeelte van de lesuren door mij niet als prettig ervaren, waarbij meerdere
leraren in mijn (pubertaire) ogen vaak als autoritaire kwelgeesten werden gezien.
En waarbij na 50 minuten een nare, door merg en been snerpende zoemer het einde van
de éne, en soms het begin van een volgende beproeving aankondigde. En als het dan
eindelijk pauze werd (weer dezelfde nare zoemer), leek dit op een soort ”gevangenen-luchting”
op de binnenplaats. Een bij toerbeurt aangewezen cipier-achtige leraar (of ander
personeelslid) trachtte daarbij de streng verboden samenscholingen te voorkomen,
door ons leerlingen -soms op machtswellustige wijze- te bewegen om rondjes te blijven
lopen. Er zou anders in één of ander groepje wel eens stiekem gerookt kunnen worden,
of mogelijk gezagsonder-mijnende plannen gesmeed kunnen worden. Wat een tijd! Een
heel verschil met de lagere school, waar de pauzes werden benut om te hollen en te
spelen, en tussen de jongens de verhitte voetbalduels “Venlo - Blerick” konden worden
uitgevochten. Oh, wat werd vaak (en beslist met enige jaloezie) gekeken naar de vrijheid
buiten het hek, waar de vrouwelijke leerlingen als jonge gazellen gracieus mochten
flaneren langs en over het Nolensplein. Onrecht, zoals dat door mij werd ervaren.
De enige keer per week dat de schoolzoemer mij wel als muziek in deuren klonk was
dan ook zaterdags om 12.35 uur, welke het begin van het weekend inluidde. Bleef een
aantal leerlingen vervolgens buiten onder het raam van “De Kiep” nog wat nakeuvelen,
haastte ik mij (soms alleen, of samen met Gerrit v/d Vorst) huiswaarts om op de PTT-distributie
te kunnen genieten van Herman Stok’s muziek-programma “Top of Flop”. Om daarna de
voetbalspullen in te pakken voor de wekelijkse wedstrijd bij de Venloose Boys. En
na het weekend werd het te vlug weer maandag; een nieuwe week met nieuw “enthousiasme”.
In feite, zoals met later opgedane levenservaring en -wijsheid toegegeven moet worden,
had dit een probleemloze tijd kunnen zijn. Had in feite beter benut moeten worden.
Wellicht krijgt iedereen de schooltijd, die hij of zij verdient! Of is deze veronderstelling
mogelijk een gevolg van de toenemende mildheid der jaren?
Ondanks bovenstaande enigszins theatraal aandoende beschrijving is mijn HBS-periode
zeker ook een tijd geweest, waaruit een groot aantal prettige herinneringen zijn
ontstaan. Uiteraard spelen daarin docenten (maar zeker niet alle!) een rol. Met genoegen
denk ik daarbij o.a. terug aan leraren als Kneepkens (sport, één van mijn sterkere
vakken), van Bonsel (fijn mens, en boeiende overbrenger van geschiedenis) en Pröpper
(niet alleen dat van de planeet, maar alles werd er -zelfs bij mij- voor een levenlang
ingestampt).
Ook heb ik fijne herinneringen aan vele toenmalige medeleerlingen, welk aantal vanwege
mijn doublure van klas 1 wat groter is dan gebruikelijk. Overigens geheel niet in
enige volgorde noem ik daarbij Pieter Siderius, vele jaren mijn klasgenoot en vriend,
zelfs tot ver in mijn Utrechtse tijd.
Petra Smits, een pientere en gezellige meid, met een ontwapenende lach. Was vaak
van de partij, als we met een gemengd groepje scholieren, carnaval en/of kermis gingen
vieren.
Twan Thijssen, goede kameraad, was ook vaak van de partij bij onze uitjes. We lonkten
naar hetzelfde meisje in de klas.
John Lommen, met zijn prachtige “ware” verhalen over het horeca-bedrijf van zijn
ouders. Waarschuwde mij eens voor de grote sterke broer van een klasgenote, waarop
ik een stevig oogje had. Welgemeend, of ook eigenbelang?
Marja Hermans, had een groot rechtvaardigheidsgevoel, en nam het regelmatig voor
mij op als mij door een leraar ten onrechte de “zwarte piet” van enige lokaalonrust
werd toegeschoven.
Geert Betlehem, erg sportief, en bij iedereen zeer gezien.
Mieke Kleuskens, die -naar zeggen- een grote sterke broer had.
Marleen Coopmans, voor menigeen in de klas een soort vertrouwenspersoon waar je je
verhaal kwijt kon.
Paul(tje) Bedaux, een jongen met lef, en een goede babbel.
Jaap de Klark; als je het niet snapte in de klas, kon je hem altijd om uitleg vragen.
Hij wist het wel.
Pieter Dekker, Diny Timmermans, Christianne Donné, en …, en ….. Als ik even m’n
ogen sluit zie ik iedereen zo weer in de klas; alsof de tijd 50 jaar heeft stilgestaan.
Alsof het gisteren was.
Onze verhuizing naar Utrecht in 1961 sloot mijn Venlose periode af, welke in februari
1946 een aanvang had genomen met mijn geboorte in de Roermondsestraat. Mijn herinnering
gaat terug tot onze tijd in de Vogelensankstraat (onderaan en tussen de Leuther-
en Kaldenkerkerberg), begin vijftiger jaren. Voorbij waren nu de beelden van bezoekende
pastoors en kapelaans in onze straat, die desgevraagd (of wellicht ook ongevraagd?)
advies kwamen geven bij de gezinsplanning. Voorbij ook de zondagse omroepwagen met
“op naar de kraal, voor Venloos voetbalideaal”. VVV, met mannen als (de lange) Harry
Teeuwen, (het kanon) Hans Sleeuwen, (de snelle) Spikofski, (klasse-keeper) Frans
Swinkels, (de zwoeger) Jan Klaassen, (de regisseur) Gijs Nas, de éénmalig mooie virtuoze
voetballer Faas Wilkes, en ga zo maar door. Prachtige tijd. Of groentezaak “Wieske”
op de Leutherweg, waar je voor een paar losse centen lange tijd kon turen in de snoepkast
met glazen deksel, voordat je keuze was gemaakt. In de (oude) Don Bosco kerk was
er regelmatig een filmvoorstelling voor 20 cent, waar genoten kon worden van de avonturen
van Rintintin, Roy Rogers of de Dikke en de Dunne. Venlo, in die tijd. Zwembad de
Onderste Molen, altijd met dezelfde schlager “Oh mein Papa”. De schillenboer, de
oud-ijzerboer, de voddenboer, de kolenboer, de scharensliep, het kwam allemaal nog
heel gewoon door onze straat. Evenals 2 x per dag de waardige postbode (in uniform),
en de dagelijkse paardewagen van groenteman Snetselaars van de Kaldenkerkerweg, begeleid
door één van zijn beiden zonen. De Carnaval, Boerenbruilof, en de kermis, met muzikale
ontmoetingsplaats op (en in) de rups, de “hobbelende geit”, en het teütje friet.
Venlo, städtje van lol en plezeer;
dát hoofdstuk was uit!
Onze verhuizing naar Utrecht in 1961 sloot mijn Venlose periode af, welke in februari
1946 een aanvang had genomen met mijn geboorte in de Roermondsestraat. Mijn herinnering
gaat terug tot onze tijd in de Vogelensankstraat (onderaan en tussen de Leuther-
en Kaldenkerkerberg), begin vijftiger jaren. Voorbij waren nu de beelden van bezoekende
pastoors en kapelaans in onze straat, die desgevraagd (of wellicht ook ongevraagd?)
advies kwamen geven bij de gezinsplanning. Voorbij ook de zondagse omroepwagen met
“op naar de kraal, voor Venloos voetbalideaal”. VVV, met mannen als (de lange) Harry
Teeuwen, (het kanon) Hans Sleeuwen, (de snelle) Spikofski, (klasse-keeper) Frans
Swinkels, (de zwoeger) Jan Klaassen, (de regisseur) Gijs Nas, de éénmalig mooie virtuoze
voetballer Faas Wilkes, en ga zo maar door. Prachtige tijd. Of groentezaak “Wieske”
op de Leutherweg, waar je voor een paar losse centen lange tijd kon turen in de snoepkast
met glazen deksel, voordat je keuze was gemaakt. In de (oude) Don Bosco kerk was
er regelmatig een filmvoorstelling voor 20 cent, waar genoten kon worden van de avonturen
van Rintintin, Roy Rogers of de Dikke en de Dunne. Venlo, in die tijd. Zwembad de
Onderste Molen, altijd met dezelfde schlager “Oh mein Papa”. De schillenboer, de
oud-ijzerboer, de voddenboer, de kolenboer, de scharensliep, het kwam allemaal nog
heel gewoon door onze straat. Evenals 2 x per dag de waardige postbode (in uniform),
en de dagelijkse paardewagen van groenteman Snetselaars van de Kaldenkerkerweg, begeleid
door één van zijn beiden zonen. De Carnaval, Boerenbruilof, en de kermis, met muzikale
ontmoetingsplaats op (en in) de rups, de “hobbelende geit”, en het teütje friet.
Venlo, städtje van lol en plezeer;
dát hoofdstuk was uit!